HET KIND EN DE DUIVEL (Lieven Dehandschutter)
De legende over het kind dat door de duivel werd vermoord en door Nicolaas terug tot leven werd gewekt, komt de eerste keer voor in " La Vie de Saint Nicolas " ( ong. 1140'1150) van de Normandische dichter Robert Wace.
Verontrust door een kwade droom van zijn vrouw, bezoekt een vrome man uit Lombardije samen met zijn echtgenote de kerk op Sint-Nicolaasdag. Zij laten hun zoontje alleen thuis achter. De duivel, vermomd als pelgrim, dringt de woning binnen en doodt de knaap.
Bij haar terugkeer ziet de moeder hierin de vervulling van haar droom. Ondanks het trieste voorval willen de ouders toch thuis het feest van de H.Nicolaas vieren, zoals zij dat ieder jaar doen. Zij verwachten vele geestelijken die komen meevieren. Opdat zij niets zouden merken van het dode kind, wordt het lijk verstopt in een aparte kamer.
Wie zich ook voor het feest meldt, is de als pelgrim verklede Sint-Nicolaas. Hij wil echter eten in de kamer waar het kinderlijkje verborgen werd. Wanneer hij de dode jongen vindt, wekt Sint-Nicolaas hem terug tot leven en verdwijnt. Tot grote vreugde van de ouders zien zij hun zoon terug, die hen vertelt wat er met hem was gebeurd.
Jacobus de Voragine, bisschop van Genua, tekende in de 13de eeuw in zijn " Legenda Aurea " ( Gulden Legende) een ietwat eenvoudiger versie van de legende op.
Een man vierde elk jaar op plechtige wijze het feest van de H.Nicolaas, uit liefde voor zijn zoon die een flinke student was. Eens organiseerde hij een feestmaal voor zijn zoon en had hiervoor vele priesters uitgenodigd.
De duivel, die de gedaante van een pelgrim had aangenomen, kwam aan de deur en smeekte om een aalmoes. De vader gaf zijn zoon opdracht aan de bedelaar een aalmoes te geven. Toen de knaap het geld had en het aan de pelgrim wou geven, was die verdwenen. De jongen wou hem achterna lopen. Hij rende de straat op en vond hem aan een kruispunt. De duivel greep de knaap vast en wurgde hem.
Toen de vader dit vernam, was hij diep bedroefd. Hij nam het lijk, droeg het naar de slaapkamer en riep uit: " Liefste zoon, wat is er met jou gebeurd? Heilige Nicolaas, is dit het loon voor de grote eer die ik U reeds zolang betoon? " De gegriefde vader bleef zijn jammerklacht herhalen. Plotseling echter opende de knaap zijn ogen, alsof hij uit een slaap ontwaakte. Hij stond op en was weer gezond.
Deze laatste versie treft men ook aan in het " Passionael", d.i. de Nederlandse vertaling van de Legenda Aurea door Vranke Callaert uit het Gentse (1357).
In zijn werk " Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande " (1931) stelt Karl Meisen dat de versie in de Legenda Aurea niet noodzakelijk is afgeleid van de tekst van Wace:
Beide versies kunnen een bewerking zijn van eenzelfde oudere tekst, die mogelijks in Lombardije- door Wace vermeld als plaats van de handeling- ontstaan is. Naar dit voorbeeld heeft Wace wellicht zijn vertelling door toevoeging van elementen opgebouwd.
Charles W. Jones commentarieert in zijn studie " Saint-Nicholas of Myra, Bari and Manhattan " ( 1978) de versie van Wace als volgt:
Het is een kunstwerk van een uiterst bekwaam retoricus, die een korte epiek schept van de Val der Engelen en de Redding van de Mens. Maar die versie wordt snel verwaterd tot een gevulgariseerde versie die niets meer is dan een wansmakelijk mengsel van de legenden van de drie scholieren, de zoon van Getron en de vernieling van de Artemistempel.
In Lombardije, centrum van goudsmeden en bankiers, bekleedde Sint-Nicolaas een prominente rol als patroon van handelaars en bankiers. Dit vormde een gunstige voedingsbodem voor het ontstaan van nieuwe legenden. Nicolaas'persoonlijkheid was geschikt of werd aangepast om te voldoen aan een aantal modes uit die tijd, aldus Jones. Als modes somt hij op: een nieuwe sentimentaliteit rond jongeren, een cultus onder een snelgroeiende klasse roepingen, een nieuwe belangstelling voor hekserij en demonen en en een neobarbarisme in de verhaalskunst. De nieuwe welvaart en vrije tijd schiepen mogelijkheden voor het kopiëren en verspreiden van populaire lectuur.
Jones zoekt ook een verklaring voor het veelvuldig voorkomen van moord en doodslag in de Nicolaaslegenden. Hij meent die te vinden in het feit dat de maand november, die het Sint-Nicolaasfeest voorafgaat, vroeger ook bloedmaand werd genoemd. Na de graanoogst volgde immers de slachttijd. Op Engelse kalenders werd, naast het kerstgebeuren, een man een varken slacht en het teken van de geit uit de dierenriem, Sint-Nicolaas gebruikt bij het voorstellen van de winter.
In Vlaanderen en Nederland bestaan er geen religieuze kunstwerken van de legende van het kind en de duivel. Ook elders in Europa is het zoeken met een vergrootglas. Karl Meisen vond er slechts één: een schilderij van Ambrogio Lorenzetti ( overleden omstreeks 1348), dat momenteel in Firenze hangt.
© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap”.